Auteur

Frederik van Eeden was een Nederlandse schrijver. Hij heeft zijn roem te danken aan zijn boek 'De kleine Johannes'. Van oorsprong was hij huisarts en daarna psychiater. Ook hield hij zich erg bezig met de Nederlandse taal. De kleine Johannes schreef hij in het jaar 1884 en het werd voor het eerst gepubliceerd in de eerste editie van het tijdschrift 'De Nieuwe Gids' in 1885. In 1887 werden de eerste exemplaren verkocht als boek.

 

Titelverklaring

De titel heeft betrekking op de voornaamste persoon uit het boek Johannes. Ook kan de titel slaan op het Johannes evangelie, omdat beide hetzelfde doel hebben, namelijk een betere wereld proberen te zoeken. Het "kleine" van Johannes zou kunnen zijn omdat Johannes een klein kereltje is, of omdat hij klein wordt gemaakt door Windekind.

 

Samenvatting

De kleine Johannes heeft erg veel fantasie en hij kan goed overweg met zijn hond, Presto en zijn kat, Simon. Hij droomt ervan om naar de grot te vliegen, die door de wolken gevormd is. Als hij op een zomeravond in een bootje op het meer drijft, verschijnt er een libelle. Deze verandert in Windekind, die hem meevoert op een wonderlijke reis. Windekind vertelt hem dat de zon haar vader is. Ze gaan eerst naar de krekelschool, waar Johannes leert dat de mens een groot, nutteloos en schadelijk dier is en dat het zeer laag staat, omdat die niet kan vliegen of springen. Daarna gaan ze naar een weldadigheidsfeest in een konijnenhol, dat gehouden wordt ter ere van alle dieren die zijn omgekomen door de komst van mensen met honden. Op dit feest ontmoet Johannes de elfenkoning Oberon. Deze geeft hem een gouden sleuteltje, dat op een gouden kistje vol met kostbaarheden moet passen. Hij kan alleen niet zeggen waar dit kistje is.

De volgende dag krijgt Johannes straf op school. Hij had namelijk de leraar verbeterd, toen deze zei dat de zon vrouwelijk is. Die avond kan hij Windekind dus niet weer ontmoeten. Pas op vrijdagavond gaan ze weer samen op pad. Windekind vertelt hem allerlei verhalen over de dieren, die overeenkomsten met mensen vertonen. Zo hekelt hij de Oorlogsmieren in de godsdienstoorlogen. Johannes vindt dat de mieren dom zijn, maar Windekind zegt dat de mensen juist naar de mieren toekomen om wijzer te worden. Daarna gaan ze naar een zendingsfeest.

Johannes wil niet meer bij de mensen wonen en wanneer Windekind hem over de kabouters vertelt, wil hij deze leren kennen. Als hij de kabouter Wistik ontmoet, vraagt hij of de waarheid te vinden is. Die staat niet in het elfenboekje en ook niet in het kabouterboekje. Windekind heeft Johannes verlaten en deze gaat op zoek naar het kistje. Hij vindt wel een bijbel, maar die moet hij niet hebben. In de lente ontmoet hij Robinetta, die een roodborstje op haar schouder heeft. Johannes is verliefd op haar, maar vindt daarmee nog niet het geluk. Wistik zegt hem dat hij aan het roodborstje moet vragen waar hij het geluk kan vinden. Deze tjilpt: “Hier niet! Hier niet!”. Robinetta wil hem ook helpen en zij laat hem de bijbel zien. Daar heeft Johannes niets aan en hij zegt dat hij geen eerbied voor God heeft. Nu mag Robinetta van haar vader niet meer met hem omgaan.

Nu is hij na Windekind ook Robinetta kwijt. Pluizer vindt hem in een droevige stemming. Johannes vindt hem een beetje eng, ook al omdat hij minachtend over Wistik spreekt. Hij treedt hardhandig op, wanneer Johannes over Windekind praat. Hij neemt hem mee naar Dr. Cijfer en de sombere achterbuurten van de stad. Vervolgens gaan ze naar het kerkhof, naar Hein de Dood, waar Johannes ziet wat er van de mens verwordt. Hij ziet ook zijn eigen dode lichaam. Johannes verandert zijn gedachten en hij overwint de macht van Pluizer, wanneer deze de doodsoorzaak van Johannes’ vader wil onderzoeken door zijn lichaam open te snijden. Hein knikt naar Johannes als hij ziet dat deze de wil van Pluizer kon weerstaan. Windekind komt terug, maar past niet meer in de wereld van de volwassen geworden Johannes. Hij voert Johannes mee en wijst hem op het Grote Licht. Dan ontmoet hij een mens (de Ongenoemde) die hem op het donkere oosten wijst, waar de mensheid met haar weedom is. Johannes moet kiezen tussen Windekind en de Ongenoemde: hij wendt zich van Windekind af en gaat met de ernstige mens mee.

 

Compositie en tijdsverloop 

Het verhaal wordt chronologisch verteld en de vertelde tijd is ongeveer twee jaar.
Het verhaal wordt chronologisch verteld en de vertelde tijd is ongeveer vijftien jaar (van het tiende tot het vijfentwintigste levensjaar van Johannes). Het verhaal speelt rond 1900.
In totaal worden er vier verschillende fasen behandeld, namelijk het
1 Windekind-stadium : kinderlijke fantasie
2 Robinetta-stadium : de puberteit
3 Pluizer/Dr. Cijfer-stadium : de overgang naar de adolescentie, hierin overheerst de drang naar het rationalisme en materialisme.
4 Ongenoemde-stadium : de adolescentie, overwinning van fase 3, vanuit een sociale roeping kiezen voor de mensheid.

 

Ruimte

Enkele ruimtelijke elementen in dit boek zijn: het gouden sleuteltje, de tuin, de vijver, de duinen, de kamer van Johan- nes en de stad. In het Windekind-stadium is er veel bos en zijn er veel duinen. (staan voor dromen en fantasie) Als Johannes bij Robinetta is, is de tuin erg belangrijk. In de tijd van Pluizer is de stad erg belangrijk. (staat voor de wetenschap en de waarheid) Dit geeft de conclusie dat de ruimte een ondersteuning is van de verschillende levensfase's. In het begin van het verhaal bevindt Johannes zich in een paradijs en aan het eind zijn de duinen een gevangenis voor hem.

 

De wijze van vertellen

Het gebruikte perspectief is die van de auctoriale verteller. De verteller beschrijft nauwkeurig de gevoelens van Johannes en beschrijft andere personen door de ogen van Johannes.

 

Thema

Coming of age
Bij coming of age staat de ontwikkeling van een kind tot volwassenheid centraal. In dit verhaal wordt de geestelijke ontwikkeling van een kind naar volwassenheid op symbolische wijze geïllustreerd. Het kind wordt voortdurend beziggehouden door vragen (over zin van het leven, geluk/verdriet, leven/dood, en het waarom van alles). Het antwoord hierop leidt tot de essentie van het leven maar ook de dood. Uiteindelijk wil hij niet meer zoeken maar gaat een leven leiden in dienst van de mensheid.

 

Personages

Johannes

Hij is de hoofdpersoon. Hij is een kleine jongen met een grote fantasie en een grote liefde voor planten en dieren. Hij vraagt en zoekt (naar waarheid). In het verhaal groeit hij op van kind tot jong volwassene, hij ontmoet daarbij achtereenvolgens Windekind, Wistik, Robinetta, Pluizer, de Dood, dokter cijfer en een menselijk gestalte zonder naam. Zij oefenen allemaal een tijdelijke of blijvende invloed op hem uit. Het zijn allemaal allegorische bijfiguren.

Windekind

Hij is een elf en zoon van de zon. Hij leert Johannes alles van de natuur, leert hem de planten/dierentaal te verstaan, maar vervreemdt hem van de mensen. Windekind, en bijna alle dieren en planten, haat mensen, hij vindt hen lomp, dom en heerszuchtig. Hoewel Johannes een mens is laat Windekind hem toch alles zien omdat hij zijn vriend is.

Wistik

Hij is de meest wijze van de kabouters, maar praat te veel. Wistik spoort de naar waarheid zoekende Johannes aan om het 'ware boekje te zoeken, wat gedoemd is te mislukken. Windekind wil niet dat Johannes naar Wistik luistert, maar doet dit toch en Windekind verlaat hem.

Pluizer

Hij symboliseert samen met zijn leerling dokter Cijfer de materialistische wetenschap. Hij ontkent het bestaan van alles wat bovenmenselijk is, heeft minachting voor gevoelens en vindt het leven zinloos. Pluizer leert Johannes alles van de zin van het bestaan en de dood.

Hein, de dood

Pluizer brengt Johannes met hem in contact. Eerst is hij bang voor hem, maar later wil Johannes zelfs dat hij hem meeneemt opdat hij Windekind terugvindt.

 

Motto

Het motto van het boek is er niet, maar er staat wel ‘Aan mijn vrouw’. Hieruit blijkt dat Van Eeden over zichzelf aan zijn vrouw vertelt.

 

Ansichtkaart 'De kleine Johannes'

Aan de kleine Johannes,

Ik wil jou graag iets vertellen over de beste momenten die ik ervaren heb tijdens het lezen van het boek waar jij de hoofdrol in speelt. De manier waarop jij bepaalde dingen in het leven bekijkt of aanschouwt, doet mij wat. Ik heb daar erg veel respect voor. Bijvoorbeeld de scene waarin jij in een konijnenhol een feest hebt met andere dieren ook erg typerend. Ik vond het een leuk, maar vaag boek om te lezen, omdat dit natuurlijk niet is wat je hedendaags leest. Toen ik begon met het lezen van het boek had ik dan ook niet verwacht dat het boek zo zou zijn. Aanvankelijk vond ik het ook niet zo leuk, maar naar mate ik verder in het boek zat, bracht het mij wel plezier om te zien wat er allemaal omgaat in jouw hoofd. Mijn oprechte complimenten voor jouw rol in het boek.

 

Met vriendelijke groet,

 

 

Diede van de Sande